Strijd, KrijnGeboren te Rotterdam op 18 september 1909 als zoon van (waarschijnlijk) Teunis Strijd (Rotterdam 28 april 1869) en Hendrikje Wielhouwer (Ooltgensplaat augustus 1877). Hij huwde met Marijke Glas (vóór 1939), met wie hij tenminste een dochter kreeg. Hij studeerde theologie in Leiden en Utrecht. Nederlands Hervormd predikant te Blija (1936), Oisterwijk (1939), Hengelo (1941) en Den Bosch (1947, tot minstens 1958). Hij was van 5 februari 1939 tot 2 november 1941 predikant in Oisterwijk, waar hij de overleden dominee Kunst opgevolgde. Strijd was bij het leger berucht om zijn antimilitarisme. Tijdens zijn preken in 1939-1940 stond er een militair op wacht bij de hervormde kerk in de Kerkstraat om toe zien dat er geen gemobiliseerden naar zijn antimilitaristische preek zouden luisteren. Strijd vermoedde dat kerkenraadslid en NSB’er Rompelman de autoriteiten over de preken had ingelicht, maar zijn lidmaatschap van Kerk en Vrede zal doorslaggevend geweest zijn voor het optreden van de militaire autoriteiten. Het was bekend dat Strijd jongens – ook Oisterwijkse – aanzette tot dienstweigering. Strijd was lid van de Vereeniging van Christen-anti-militairisten 'Kerk en Vrede'. In november 1939 wilde hij een litho van Aart van Dobbenburgh (Kerk en Vrede) in het kerkportaal ophangen, met daarop twee ophoog geheven handen voor een kruis met rozen met de tekst ‘Gij zijt allen schuldig’. De tekst Kerk en Vrede werd er op zijn voorstel van afgehaald om tegenstanders niet al zeer te provoceren. Maar de kerkenraad achtte het uiteindelijk toch verstandiger het affiche in het geheel niet op te hangen. Strijd stond als predikant zeer gereserveerd tegenover het instituut koningshuis omdat hij het zag als een symbool van nationalisme en militarisme. Bij de aanstaande geboorte van een nieuwe prinses (Irene), begin augustus 1939, stelde Strijd aan de kerkenraad voor om geen kerkdienst te houden bij de geboorte. Hij zag de verhouding Kerk-Vorstenhuis-Evangelie als ‘zeer gespannen’ en als er een dienst kwam kon hij niet anders dan wijzen op het gevaar van ‘de huidige nationalistiese verdwazing, op de misbruikte leuze "God-Nederland-Oranje", op de verbinding vorstenhuis-militairisme’. Steun kreeg hij slechts van diaken Suwijn. De meerderheid van de kerkenraad wilde de kerkdienst gewoon laten doorgaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hield Strijd terdege rekening met de situatie dat preken hem onmogelijk zou worden gemaakt en trof voorbereiding voor een situatie van "nood-liturgie" door ouderling W. de Groot. Strijd werd door de secretaris der Algemene Synode Commissie in mei 1941 verzocht de geestelijke verzorging op zich te nemen van de deelnemers aan het modelkamp van de Arbeidsdienst. Hij stelde om verschillende redenen deze uitnodiging niet te kunnen aanvaarden. Een poging van de Oisterwijkse ouderling G. Ensing (lid van Nationaal Front) om de fascistische dominee Domela Nieuwenhuis Nyegaard in de Oisterwijkse kerk te laten preken verhinderde Strijd. Strijd woonde als dominee in de woning Het Hof aan de Dorpsstraat. In juli 1941 werd Strijd beroepen in Hengelo en in Oisterwijk opgevogd door H. Bax. Strijd liet in Hengelo tijdens de oorlog pamfletten van Kerk en Vrede drukken. Arrestatie en huiszoeking volgde, alsmede een verhoor door de Sicherheitsdienst te Arnhem. Strijd verdween naar concentratiekamp Amersfoort en daarna kamp Vught. Aan zijn vrouw werd zijn overlijden in het kamp gemeld, maar het bleek om een administratieve misser te gaan: een andere predikant was in het kamp gestorven. Na de bevrijding was hij een der eersten die zich niet lieten verleiden tot zwart-wit denken. In zijn brochure Wat moet er met de NSB-ers gebeuren? (1945) schreef hij ‘Laten we niet vergeten, dat er een groep is onder ons volk, die oneindig veel gevaarlijker is dan zeer vele nu opgesloten NSB-ers. (…) Hiertoe behooren allen, die nu over “de Duitschers” spreken, zoals deze jarenlang over "de Joden" spraken. Hiertoe behooren allen, die door den geest van willekeur, haat en bruutheid meer gelijkgeschakeld zijn dan zijzelf wel willen toegeven. Daarom past ons geen zelfgenoegzame farizeesche houding, alsof de situatie zoo was: hier de NSB-ers enz. en daar de “fatsoenlijke” samenleving. Zoo eenvoudig is het niet’. Strijd publiceerde na de oorlog over o.a. kernwapens en over Marx en Gandhi. Zijn boek Geweldloze weerbaarheid. Uitvlucht? Uitweg? Uitdaging (1974) werd veelgelezen. Hij stelde zelf dat zijn geestelijke en sociale vorming bepaald waren door Jeremia, Marx, Lenin en Anselmus. Hij was medeoprichter van de Pacifistische Socialistische Partij (PSP) in 1957. Hij werd studiesecretaris van de vredesbeweging Kerk en Vrede (1961-1968) en docent aan de sociale academie De Horst in Driebergen (1960-1967). Hij promoveerde in 1958 aan de universiteit van Utrecht op het proefschrift Structuur en inhoud van Anselmus’ Cur Deus homo. Vanaf 1968 gewoon en kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam waar hij christelijke ethiek, homiletiek en kerkrecht doceerde tot 1976. Hij overleed te Amsterdam op 30 oktober 1983. Literatuur: Ad van den Oord, '"Een plantenvreter in badpak". Hendrik Klein en de stichting van Morgenrood’, in Ad van den Oord, Siebe Thissen en Jacqueline de Vries, De akelige twee procent. Andersdenkenden in katholiek Oisterwijk, 1891-1940 (Oisterwijk 1992) 129-144; Regionaal Archief Tilburg, Archief Nederlands Hervormde Gemeente Oisterwijk, inv. nr. 5, handelingen kerkenraad 1939-1962. |