Wale, Jacques de

Kwartierschout van Oisterwijk (1576-1600). Hij had drie zonen en een dochter. Hij volgde in 1576 jonker Willem van Engelen als schout op. In de herfst van 1579 was de regering van Den Bosch, waarin de katholieken het toen voor het zeggen hadden, zeer beducht voor een overval door Oranjes latere schoonzoon, Philips graaf van Hohenlohe. Reden waarom ze de schout van Oisterwijk De Wale belastte met een zending naar de hertog van Parma, die toen bij Maastricht vertoefde, teneinde bij deze om koningsgetrouwe militaire hulp te vragen. De hertog van Parma beloofde in een brief van 17 september hulp. Deze hulp van de koningsgetrouwe troepen had men in Den Bosch echter slechts zeer node ingeroepen, en men deed grote moeite afstand te bewaren. De Oisterwijkers kwam dit duur te staan: waar men in 's-Hertogenbosch weigerde haver te komen brengen voor de paarden, werden de Oisterwijkse velden kaal gevreten. De Wale was een van de vurigste ijveraars van koning Philips de Tweede. Nadat in 1580 nog een inval van troepen der geünieerde provinciën in Oisterwijk plaats vond, welke in de kerk niet alleen alle beelden en altaren vernielden maar ook de kassen leegroofden, heeft De Wale, op wiens hoofd men van staatse zijde een prijs van 4000 gulden moet hebben gesteld, Oisterwijk in 1583 verlaten. Hij zou in 1587 eigenaar zijn van kasteel Nieuw Herlaer in Sint-Michielsgestel. In 1595 keert hij weer terug naar Oisterwijk. Jacques de Wale leed de laatste jaren aan jicht en overleed op 28 april 1600. Zijn vrijgezel gebleven zoon Guillam (was in 1598 al stadhouder) volgde hem op als schout. Toen deze stierf op 16 oktober 1612 werd zijn broer jonker Philips de Wale (was ook al eerst stadhouder) schout. Hij stierf op 26 oktober 1625 en liet een vrouw en zeven kinderen na. Een geboren Oisterwijker, Coomans, werd zijn opvolger.

Literatuur: G. Berkelmans, ‘Guillam de Wale wordt schoutet’, De Kleine Meijerij 15 (1962) 42-50; G. Berkelmans, ‘Drie schouten uit het geslacht De Wale’, De Kleine Meijerij 19 (1966) 124-127.