Vorsterman van Oijen, Antonie Abraham

A.A. Vorsterman van Oijen

Geboren op 6 augustus 1845 te Moergestel als zoon van leerlooier en grootgrondbezitter Constantijn Johannes Vorsterman van Oijen (Amsterdam 29 augustus 1814-Moergestel 27 april 1899) en Adriënne Louise Beatrix Pape (Versailles [kasteel Montmorency] 29 augustus 1815-Oisterwijk 21 maart 1906). Hij huwde op 1 mei 1872 te Maastricht met Anna Elisabeth Wijse (Maastricht 1 november 1852-Utrecht 3 januari 1928), waarmee hij twee zonen en een dochter kreeg. Antonie Vorsterman van Oijen stamt uit een protestantse familie van militairen en bestuurders. Zijn ouders woonden aan het Putven (Huize De Nachtegaal tussen Moergestel en Oisterwijk) en bezaten in Moergestel veel grond (o.a. Stanislaus). Zijn vader, schoolmakker van letterkundige en predikant Nicolaas Beets, was secretaris van de Maatschappij van Landbouw, afdeling Moergestel. Hij hield zich in Moergestel ook bezig met de verpleging van krankzinnigen en betoonde zich voorstander van ontginningen. Vrijzinnig-liberale opvattingen overheersten in het gezin. Vader Constantijn was rond 1850 de aanvoerder van de Moergestelse boeren in hun verzet tegen het tiendrecht. In 1897 correspondeerde Antonie’s broer Auguste Adolf met de vrijdenkers van De Dageraad. En Antonie’s oudste broer George Auguste, een onderwijzer die zich fel afzette tegen confessioneel onderwijs, werd kamerlid voor de Vrijzinnig Democratische Bond in de periode 1909-1913. Zijn vader werd op het roomse kerhof in Moergestel begraven, totdat pastoor Van Rijckevorsel van Kessel het lijk in 1899 verbande naar de algemene begraafplaats Stokeind. Samen met zijn vader bezocht Antonie regelmatig de hoofdbestuursvergaderingen van de Noord-Brabantse Maatschappij van Landbouw. Die kennis en belangstelling voor de landbouw bleef hem later bij. Toen werd hij president van de tuinbouwvereniging te ’s-Gravenhage, bracht een interessante vlinderverzameling bijeen en vergaarde wilde orchideeën. Op jonge leeftijd trad hij, overeenkomstig de familietraditie, in dienst van het departement van Oorlog. In 1864 kwam hij vanuit Sluis naar Maastricht, waar hij in de jaren zeventig als magazijnmeester en spijsbezorger werkte bij het Garnizoenshospitaal. In deze periode was hij al actief onder de naam: Genealogisch en Heraldisch Archief A.A. Vorsterman van Oyen. In Maastricht werden de twee zonen geboren: Weremboldus J.M.G.L.A. (Maastricht 12 maart 1873) en Huprecht Herbert Walraven Adriaan J (25 juni 1878-8 januari 1879). Toen het Maastrichtse Garnizoenshospitaal in 1879 werd opgeheven, kwam Vorsterman van Oijen als eerste klerk terecht op het departement in Den Haag, waar hij op 1 juli werd aangesteld als assistent van de bibliothecaris. Lang zou hij echter niet blijven. Vijf maanden later kreeg hij op eigen verzoek eervol ontslag, en vanaf dat ogenblik zou hij uitsluitend als beroepsgenealoog werkzaam zijn. In Den Haag werd zijn dochter Adrienne Louise Beatrix Maria Catharina geboren. Vorsterman van Oijen had zich reeds vanaf zijn jeugdjaren bezig gehouden met heraldiek. In Den Haag breidde Van Oijen zijn Genealogisch en Heraldisch Archief verder uit tot het grootste documentatiebureau op dit gebied in Nederland. Deels verzamelde hij de gegevens zelf, deels nam hij collecties over van andere genealogen. Hij was de eerste die het voorouderonderzoek commercialiseerde. Hij schreef honderden artikelen en boeken. Zijn magnum opus werd het driedelige Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familiën. In januari 1883 behoorde hij tot de oprichters van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap 'De Nederlandsche Leeuw'. Van 1885 tot 1905 voerde hij de redactie van het Algemeen Nederlandsch Familieblad en tussen 1888 en 1894 redigeerde hij met anderen het Jaarboek van den Nederlandschen Adel . Op 17 mei 1893 keerde Van Oijen terug naar zijn geboortestreek en vestigde hij zich te Oisterwijk. Ook het Genealogisch en Heraldisch Archief verhuisde mee. Op 9 juni 1893 overleed in Oisterwijk zijn zoon Weremboldus op slechts twintigjarige leeftijd. Vorsterman van Oyen was betrokken bij vergeefse pogingen de handboogschutterij van Asterius nieuw leven in het blazen. In 1895 was hij beschermheer van het kruisbooggezelschap Nieuw Leven. In de jaren 1893 en 1984 gaf Vorsterman van Oijen samen met mededirecteur en archivaris Johannes Didericus Gijsbertus van Epen vanuit het Oisterwijkse bureau vele publicaties op genealogisch terrein uit over vooraanstaande families, waaronder de Oisterwijkse familie De Balbian Verster. Toen echter op 14 februari 1895 de Van Epen plotseling op 29-jarige leeftijd overleed, kwam Van Oijen in ernstige financiële problemen, die een jaar later uitliepen op een faillissement. Een deel van de verzameling werd geveild. Hij vertrok op 24 april 1897 met zijn Archief naar Rijswijk, waar in 1904 een nieuw faillissement volgde. Door zijn moeilijke karakter en zijn weinig grondige manier van werken alsmede door het verwijt dat geldelijk gewin bij zijn onderzoek de boventoon voerde, werd een poging gedaan in juni 1904 om hem te royeren als erelid van het Genootschap 'De Nederlandsche Leeuw'. De poging mislukte, maar voor Van Oijen, medeoprichter en oud-secretaris van het Genootschap, moet dit wel het dieptepunt in zijn leven zijn geweest. Hij zette nog een NV Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek in Den Haag op, maar daar werd hij op 1 januari 1906 oneervol ontslagen. Vervolgens bleef hij in Den Haag actief als beroepsgenealoog, maar opdrachten en gezichtsvermogen namen af. In 1911 volgde het volgende een derde faillissement. Een jaar later overleed hij op 26 augustus 1912, geheel blind, te Maarssen.

Literatuur: A.G. van der Steur, 'Vorsterman van Oijen, Antonie Abraham (1845-1912)', in Biografisch Woordenboek van Nederland; het gedeeltelijke familiearchief Vorsterman van Oijen berust bij het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage en bij A.G van der Steur te Haarlem; Ad van den Oord en Paul van Dun, Merk toch hoe sterk! Moergestel schreef geschiedenis (Moergestel 1996).