Verhallen, J.C.G. (Jan)

Jan Verhallen

Geboren op 2 april 1935 te Oisterwijk als zoon van lederbewerker H. Verhallen, die aan de Udenhoutseweg woonde.

Jan Verhallen was een man van woorden, meer dan een man van het Woord. Eindeloos borrelden de woorden in hem op en hij weefde ze tot verhalen, tot sprookjes. Daar geloofde hij in. Als hij een toespraak moest houden, dan kon het publiek er zeker van zijn dat ze een sprookje te horen kregen. Assepoester, Vrouw Holle, Eenoogje-Tweeoogje-Drieoogje, al die verhalen zaten vol boodschappen en troost. Op zijn werk als orthopedagoog had Jan Verhallen eens de lachers op zijn hand toen hij voorstelde dat de instelling als Moeder de Gans een broedmachine moest zijn van sprookjes, verhaaltjes en versjes. Maar Jan bedoelde het serieus. Hij wilde een goede fee in het leven van de kinderen zijn. Tegen al die idealistische opvoeders die sprookjes te gewelddadig, te griezelig en rolbevestigend vonden, stelde hij dat het kind zich sterker kan voelen als Klein Duimpje, het jongste geitje en de arme varkenshoeder, het winnen van de reus, de toverkol en de rijke, machtige heerser. Geen sprookjesfilm, geen voorleesboek, maar gewoon gaan zitten en vertellen, dat zouden opvoeders moeten doen. Maar hij besefte ook wel dat zorgverzekeraars weinig op zouden hebben met behandelplannen voor spraak- en taalstoornissen die vol zouden staan met sprookjes, versjes en allitererende toverspreuken. Jan had al jong de kracht van verhalen ervaren. Als de op een na oudste van vier kinderen in Oisterwijk vertelde hij voor het slapen verhaaltjes. Hij verzon ze zelf, en hij verwerkte vaak de belevenissen van die dag. Zijn beide zussen Anny en Mieke en zijn broer Antoon kregen nooit genoeg van zijn fantasie. Ook met zijn handen maakte Jan wonderbaarlijke werelden. Hij tekende en schilderde. Op de lagere school maakte hij al aquarellen. En hij bouwde kastelen met dozen en papier en elk jaar weer een kerststal. Op school bouwde hij de klas om tot het Land van Duimelotje. Jan ging graag naar school, want daar waren zijn helden: de fraters van Tilburg. Hij wilde zelf ook onderwijzer worden en dus wilde hij frater worden. Op zijn twaalfde ging hij naar het internaat van de fraters in Goirle. Zijn drie jaar jongere broer Antoon bewonderde hem en volgde zijn voorbeeld. Maar dat was iets te veel van het goede, vond zijn moeder. Ze probeerde Antoon tegen te houden, maar hij was even vastbesloten als Jan. Vader werkte als schaver in de leerlooierij van Oisterwijk. Dat vuile werk betaalde betrekkelijk goed, maar niet genoeg om het kostgeld van twee jongens bij de fraters te betalen. Oudere zus Anny moest gaan werken en moeder begon thuis een pension voor toeristen in de bosrijke omgeving. Als Jan in de schoolvakanties naar huis mocht, dan waren er vaak gasten. Geen probleem, want Jan kon het met iedereen goed vinden. Gasten werden vaak vrienden. Toen Jan de onderwijzersopleiding bij de fraters had voltooid, moest hij op zijn achttiende, in 1953, een zware proef doen: het noviciaat. Een jaar lang moest hij zich concentreren op het kloosterleven. Contact met familie en vrienden was verboden. Zelfs het huwelijk van zus Annie mocht hij niet bijwonen. Zijn ouders hadden het er moeilijker mee dan hij. Na nog een proefperiode van drie jaar trad hij officieel toe bij de fraters van Onze Lieve Vrouwe Moeder van Barmhartigheid en werd hij onderwijzer, aanvankelijk op school in Tilburg. De kloosterorde zag veel in hem en hij werd op zijn dertigste naar Nijmegen gestuurd om verder te studeren in de orthopedagogiek. Daarna werkte hij op het blindeninstituut van de fraters in Nijmegen. Aan het eind van zijn loopbaan zou hij nog op een doveninstituut Sint Marie in Eindhoven werken. Mensen met een probleem of gebrek boeiden hem. Hij ontdekte in hen aspecten van zichzelf. ,,Ik heb gemerkt dat alles wat mensen doen, ook 'gekke en slechte dingen', soms wat verder, soms wat dichterbij, familie is van mijn eigen gedrag", zei hij op zijn zestigste verjaardag. ,,Die ontdekking maakte me voorzichtiger en milder. Maar ik ben me er altijd van bewust geweest dat ik aan de goede kant zat van het bureau." Met al zijn aandacht voor mensen begon het kloosterleven hem dwars te zitten. Op tijd zijn voor de vespers vond hij minder belangrijk dan klaar staan voor iemand met een probleem. Ook de katholieke kerk, die in zijn ogen meer waarde hechtte aan regels dan aan mensen, begon hem tegen te staan. Geleidelijk maakte hij zich los van die instituten. Hij betrok een appartement in Tilburg en in 1978 trad hij officieel uit. Sindsdien noemde hij zich 'post-katholiek'. Hij bewonderde Gerard Reve om zijn persoonlijke, vaak wat ironische omgang met het geloof. Hij hield contact met de fraters en hij liep altijd kerken binnen, niet om te bidden maar om ze te bewonderen. Hij volgde cursussen om zelf glas-in-loodramen te maken. Familie en vrienden kregen bij bijzondere gelegenheden een toepasselijk raam cadeau. Die ramen waren een metafoor van zijn werk, vond hij. ,,Zo'n raam lijkt van buiten een grauw en saai gordijn. Alleen van binnenuit kan men de gloed van de kleuren ervaren en de samenhang van de delen ontwaren. Beschadigingen zijn zowel in het gebrande glas als in de menselijke psyche alleen van binnenuit goed te zien. Werken aan herstel, vervangen en restaureren kan alleen vanuit die positie." Toen hij zich losmaakte van de fraters, ging hij werken bij de Riagg in Tilburg, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Maar ook daar liep hij tegen regels op die hem benauwden. Mensen helpen was voor hem geen werk maar een leven. Bij hem stond de deur altijd open, ook thuis. Hij ontving mensen liever thuis dan op zijn kantoor. Hij vond een voormalige burgemeesterswoning in het dorp Lage Mierde die hij liet opknappen tot zijn paleisje. Zelfs in die afgelegen buurt was er altijd aanloop van weggelopen jongeren of verslaafden. De dorpelingen vonden het aanvankelijk een verdachte boel, die man alleen met al die jongeren om zich heen. Toen ze de situatie begrepen, waren ze vol bewondering. Hij ontdekte altijd iets positiefs, hoe diep de mensen ook waren weggezakt. Veel van die mensen begonnen hem als vriend te zien, zelfs als vader. Zo ontfermde hij zich over een jongen die was geboren in een kindertehuis en voorbestemd leek op een leven in instellingen. Jan ontdekte zijn talenten. Nu is die jongen, Walter Tempels, directeur van het Ambrosiushof in Hilvarenbeek, een dagopvang voor mensen met een geheugenprobleem. Tijdens een wandeling met Walter was het idee geboren. Voor licht demente mensen, die te goed zijn voor een verpleeghuis, was nergens plaats. Vijf jaar geleden vonden ze een oude bijentuin met een verzameling van honderden bijzondere bomen en struiken, dat een studieterrein van de universiteit van Wageningen was geweest. Nu werken daar tientallen 'patiënten'. Ze knappen zienderogen op van het werk in de buitenlucht en het onderlinge contact. Jan was er een graag geziene gast. De stichting die de opvang ondersteunt draagt zijn naam. Toen Jan met pensioen ging, bleven zijn dagen gevuld. Mensen met problemen bleven komen en Jan bleef helpen. Desnoods, gaf hij ook geld. ,,Bij mij is nog nooit gestolen, want ze weten dat dit de laatste plek is waar ze terecht kunnen.", zei hij. Ook vrienden en familie waren altijd welkom. Als levensgenieter kookte hij graag voor een partij mensen. Zijn stoofpotjes met altijd een glas wijn waren beroemd. En zijn huis gonsde van de verhalen. Hij was altijd gezond geweest. Tijdens een boswandeling op 17 september maakte hij zich toch even bezorgd en belde met zijn mobieltje naar de huisarts of hij even langs kon komen. Na onderzoek van zijn hart bleek er niets aan de hand, behalve dan die pijn in de schouder. Hij kreeg pijnstillers. Vijf dagen later bleek het toch zijn hart te zijn, maar dat heeft Jan niet meer geweten. Geen sprookjesfilm, geen voorleesboek, maar gewoon gaan zitten en vertellen, dat zouden opvoeders moeten doen.

Jan Verhallen overleed op 22 september 2010 te Lage-Mierde. Hij is op 28 september 2010 gecremeerd te Tilburg.

Behalve de in- en uitleiding is dit lemma een weergave van: Frans Dijkstra, 'Kracht putten uit sprookjes. Jan Verhallen 1935 - 2010', Trouw, 11 oktober 2010.