Meijden, Johannes van der

Joannes van der Meijden

Geboren te Sint-Oedenrode (Olland) op 14 november 1855 als zoon van landbouwer Adriaan van der Meijden (Sint-Oedenrode 14 januari 1819-13 december 1881) en Allegonda Versantvoort (Sint-Oedenrode 27 februari 1821-4 januari 1891). Hij studeerde aan de seminaries van Sint-Michielsgestel en Haaren en werd priester gewijd op 11 juni 1881. Was achtereenvolgens assistent te Berkel (28 december 1882), kapelaan in Boekel (24 januari 1885) en pastoor te Batenburg (14 maart 1902, parochie St.-Victor). Pastoor te Oisterwijk (18 september 1903-1 januari 1940). Tijdens zijn pastoraat werd het genadebeeld Maria-Vreugderijke, dat volgens overlevering tijdens de reformatie verdwenen was uit de kapel voor OLV ter Linde, en in 1909 weer 'ontdekt' was, in de kerk gezet. Op 31 juli 1910, de feestdag van Ignatius van Loyola, plaatste Van der Meijden het oude beeld in de kerkkapel ter verering, nadat het bij Cuypers & Co. te Roermond hersteld was. Pas na de brand in de Petruskerk van 1998 werd het beeld onderzocht door het Museum voor Religieuze Kunsten in Uden. Uit het onderzoek bleek dat het in 1909 op een zolder gevonden Mariabeeldje nooit het beeld van OLV ter Linde kon zijn. Onder zijn pastoraat kwam ook het standbeeld voor Adriaen Poirters tot stand en een tweede parochie (St.-Joannes). Van der Meijden was directeur van het ziekenfonds der RK Werkliedenvereeniging. Hij toonde zich een ijverig bestrijder van socialisten en van vermeende zedeloosheid (zoals de neutrale zwemclub). In september 1928 vierde Oisterwijk het feit dat hij 25 pastoor in het dorp was en in 1931 werd zijn vijftigjarig priesterfeest gevierd. Hij liep toen door het dorp met de ondersteuning van een stok, maar wel met flinke tred. Vanaf mei 1939 was hij de oudste pastoor binnen het bisdom. Van der Meijden overleed te Oisterwijk op 1 januari 1940.