Briët, Arthur Henri Christiaan (Arthur)

Arthur Briët

Geboren 25 januari 1867 in Madioen (Nederlands-Indië) als zoon van de predikant Paul Fredrik Willem Briët (Weltevreden 15 november 1829-Madioen 13 oktober 1868) en Susanna Ignatia van Leeuwen (Tiel 11 november 1842-Den Haag 19 september 1923). Briëte had Franse voorouders. Hij huwde op 18 mei 1893 te Oisterwijk met de in Moergestel woonachtige Johanna Sophia Antonia Vorsterman van Oijen (Tilburg 7 oktober 1875-Nunspeet 16 augustus 1938), met wie hij tenminste een zoon en een dochter kreeg. Zijn vader overleed toen hij één jaar was. Zijn moeder keerde drie jaar later terug naar Nederland (Den Haag), hertrouwde met de chef secretarie van de Staatsspoorwegen Nicolaas de Zwaan (Den Haag 13 december 1827-Utrecht 30 oktober 1899) en ging in Utrecht wonen. Briët groeide op in Utrecht, volgde er de HBS waar hij met zijn vriend Walter Opzoomer een schoolblaadje uitgaf, waarvoor hij de karikatuurtekeningen verzorgde. Onder invloed van zijn vriend Van Hoffe nam hij tekenles van Jozef Hoevenaar. Een verdere teken- en schildersopleiding volgde Arthur vanaf 1884 aan de Academie van Antwerpen. Hij werd opgeleid door onder anderen Alexandre Struys en Charles Verlat. Hij leerde er in januari 1886 ook Vincent van Gogh kennen. Al tijdens zijn studieperiode in Antwerpen, in 1886, wist hij een koninklijk stipendium te verkrijgen waarmee hij, na afronding van zijn studie, in 1888 in Parijs (atelier aan de Rue Duperré) kon gaan studeren. Vanuit Parijs maakte hij reizen naar diverse Italiaanse plaatsen om te schilderen (o.a. Napels en Capri). Na zijn terugkeer in Parijs en daarna een verblijf in het Belgische Mechelen keerde hij terug naar Nederland. In Mechelen was hij diep onder de indruk gekomen van de armoedige interieur-schilderingen van het boerenland van Théodore Honoré Struys. Hij wijdde zich aan interieurschilderen. Hij schilderde vervolgens in Noord-Brabant (vooral bij de vennen van Oisterwijk en Moergestel), Utrecht en Den Haag. In Den Bosch ontstonden zijn interieurs uit de Kempen. Op 5 april 1893 vestigde hij zich even in Oisterwijk in hotel Van Opstal aan de Dorpsstraat. Vervolgens woonde hij in Moergestel waar hij zijn vrouw leerde kennen. Hij schilderde in Moergestel zijn grote werk 'De Stroper die zijn verhalen vertelt' (75,5-101cm) dat in het Zeeuws museum te Middelburg hangt. Hij woonde zelfs enige tijd in deze stroperswoning midden op de heide. Op het schilderij is een groen geverfde tafel voor het raam te zien, waarvan het bovenlicht geheel naar beneden geschoven is. Opdie tafel een haas, een eend en een patrijs, liggend op de lederen tas van de jager. boven een deur achter in het vertrek hangt een 'koekeroe' (Turkse tortel) in een kooitje, die in die tijd nog als huisdier gehouden werd. Bij de schoorsteen is geen haard of vuur te zien, dus het zal in de zomer geschilderd zijn. Briët verhuisde op 23 juni 1893 naar Nunspeet op de Veluwe, waar hij veel taferelen vastlegde. Maar hij schilderde ook in Heeze en in Laren. Hij tekende en schilderde zowel portretten, genrestukken als landschappen. Zijn werk werd onder meer aangekocht door het Musée du Luxembourg in Parijs. In Nederland is werk van Briët te vinden in onder andere het Gemeentemuseum Den Haag, het Centraal Museum te Utrecht, het Kröller-Müller museum te Otterlo, het Van Abbemuseum te Eindhoven en het Singer museum te Laren. Briët overleed op 23 februari 1939 in zijn woonplaats Nunspeet.

Literatuur: Catharina van Breda, Het leven en het werk van de schilder Arthur Briët, 1867-1939 (Nunspeet 1989); Zeno Kolks en Peter Thoben, 'Onbedorven schilderachtige toestanden'. Het boereninterieur in de Nederlandse schilderkunst in 19de en 20ste eeuw (Eindhoven 1990); Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag, 8 juli 2005.